oktober 2019, nummer 6

Vlaamse kinderen lezen het liefst strips, in ieder geval tot ze twaalf zijn. Zodra puistjes en ongenode haren verschijnen, slinkt de interesse in strips, om in veel gevallen nooit meer terug te keren. Waarom lusten (pre)pubers geen beeldverhalen meer, en is het tij nog te keren?

Soms krijg je onverwacht een glimp te zien van de dag des oordeels. Bijvoorbeeld wanneer je een zes maanden oude baby een prentenboek cadeau geeft en het ukje driftig de cover begint te swipen. Toch blijkt het nog wel mee te vallen met het leesgedrag van de jongste generatie digital natives. Kinderen die vandaag opgroeien in Vlaanderen lezen nog steeds graag en het liefst van al strips. Onderzoekers van de KU Leuven bekeken in 2014 het leesgedrag van Vlaamse 9 tot 12-jarigen. Uit hun rapport bleek dat 40 procent van de kinderen lezen als favoriete activiteit aanstipt en 75 procent van de ondervraagden van strips houdt. Die voorliefde vertaalt zich ook in verkoopcijfers, want beeldverhalen voor kinderen scoren commercieel gezien beter dan prentenboeken. Zo prijkten in 2018 drie kinderstrips in de Vlaamse top tien van bestverkochte boeken (twee van De Kiekeboes en één F.C. De Kampioenen) tegenover één prentenboek.

Toch blijft het enthousiasme voor strips niet de hele kindertijd duren. Professor en jeugdschrijver Jan Van Coillie die het KU Leuven-onderzoek van 2014 uitvoerde, merkt op dat kinderen rond hun elfde en twaalfde minder gaan lezen. “En ze vervangen dan niet plots strips door romans of non-fictie”, vertelt hij. “De daling treft alle soorten van boeken.”

Kinderen in Angoulême (c) Erwin Suvaal

In een vervolgonderzoek uit 2016 bekeek Van Coillie een iets oudere groep en daaruit bleek dat de leesfrequentie na 12 jaar nóg dieper duikt. “Ook opvallend is dat meisjes minder van strips houden en meer romans lezen dan jongens en die genderkloof groeit naarmate ze ouder worden. Een exacte verklaring hebben we niet, maar er is een vermoeden dat meisjes door hun omgeving meer worden aangemoedigd om ‘zachte’ hobby’s te kiezen, zoals muziekschool en lezen.” Meisjes lezen wel regelmatiger dan jongens: 70 procent las in 2016 ‘vaak’ boeken, terwijl dat bij jongens maar 49 procent was.

Lezen als verplichting

De cijfers over de Vlaamse ‘ontlezing’ komen overeen met internationale onderzoeken. Een Britse studie door de schoolboekuitgever Scholastic sprak in 2015 van “the decline by age nine”. Zij bekeken de leesgewoontes van kinderen tussen 6 en 17 jaar, een groter leeftijdsverschil dus dan bij het KU Leuven-onderzoek. Scholastic merkte een nog dramatischere terugval op bij de Britse kinderen. 54 procent van de kinderen tussen 6 en 8 las verschillende keren per week voor hun plezier. Bij de 15 tot 17-jarigen viel dat terug naar 17 procent.

Franse onderzoekers aan het Département des études (DEPS) van de openbare universiteit namen specifiek striplezers onder de loep. Zij kwamen in 2011 met nog meer extremere cijfers naar voren. Waar 90 procent van de 11 tot 14-jarigen nog minstens één strip las in het afgelopen jaar, gaf slechts 50 procent van de 15 tot 17-jarigen aan dat jaar een strip in handen te hebben gehad. Dat aantal bleef gestaag afnemen tot de groep lezers van middelbare leeftijd.

Niet alleen de boeken- en stripmarkt heeft het moeilijk om preteens te bereiken

Voor een verklaring wordt vaak gewezen naar de alomtegenwoordige schermen waarmee kinderen opgroeien, maar dat lijkt te kort door de bocht. De dalende interesse bij 11 en 12-jarigen werd immers ook al vastgesteld in een oudere KU Leuven-studie uit 1993. Wie de ontlezing wil begrijpen, moet naar de leefwereld van kersverse tieners kijken. Een van de eerste opvallende veranderingen die zich op die leeftijd voordoet, vindt plaats in de tijdsindeling van prepubers. “Wanneer kinderen tieners worden, vindt er een grotere spreiding aan activiteiten plaats”, zegt Van Coillie. “Ze mogen tijd spenderen op sociale media, maar beginnen ook met uitgaan en krijgen een vriendje of vriendinnetje.” Ook school neemt vanaf het middelbaar onderwijs plots meer tijd in beslag. Het nieuwe lessenpakket brengt een opgelegde literatuurlijst met zich mee, lezen wordt plots een verplichting.

Het is ook belangrijk om te begrijpen dat niet alleen de boeken- en stripmarkt het moeilijk heeft om preteens te bereiken. “12 tot 13-jarigen zijn voor alle mediamerken een moeilijke groep om aan te spreken”, zegt Jo Nachtergaele, verantwoordelijke marketing en innovatie bij Ballon Media (tegenwoordig Standaard Uitgeverij, red.). “Om te beginnen is die doelgroep heel divers. Terwijl de ene 12-jarige nog Jommeke en Robbedoes leest, is een ander al lang klaar voor Largo Winch of graphic novels. Daarnaast zijn tieners ook erg wispelturig. Ze zijn volop naar zichzelf op zoek. Hun voorkeuren veranderen heel snel en ze pikken makkelijk digitale trends op.”

Als uitgeverij is het dan ook moeilijk om op die doelgroep in te spelen. “Met Ballon Media hebben we gelukkig nog heel wat Nederlandstalige versies van het Franse of Waalse portfolio in huis: een grote markt waar ze met nieuwe reeksen als Green Class, De Muziekdoos of FRNK nog wel succes hebben bij die jonge doelgroep. Dat zijn strips die het ook bij ons goed doen, maar die we op eigen kracht heel moeilijk zouden kunnen brengen. Daar is de Nederlandstalige tienermarkt gewoon te klein voor.”

Nachtergaele legt uit dat Ballon daarom strips verkiest die niet uitsluitend gericht zijn op 12- of 13-jarigen, maar ook bijvoorbeeld verzamelaars kunnen behagen, die van elke nieuwe reeks een eerste uitgave kopen. “Een andere mogelijkheid is dat je strips een afgeleide zijn van merken of figuren die al populair zijn in die doelgroep. Wat Standaard Uitgeverij bijvoorbeeld deed met De Buurtpolitie of wij met een strip rond de populaire Brusselse dj Kid Noize.”

Tijdens lezingen vertelt het publiek me vaak dat het hen niet lukt tekst en beeld te combineren. Ze lezen enkel de tekstballonnen en slaan de tekeningen over

Er is dus sprake van een kloof tussen reeksen die op kinderen gericht zijn en de volwassen markt. Net op het moment dat veel tienerlezers de neiging hebben af te haken, slinkt het aanbod. Reeksen die een brug slaan tussen beide vormen bestaan, maar zijn zeldzaam. Een andere belangrijke factor is zakgeld. Kinderstrips zijn meestal relatief goedkoop (een album van De Kiekeboes kost ongeveer 8 euro) en kunnen makkelijk in de supermarkt of krantenwinkel worden opgepikt door ouders. Veel 12-jarigen beschikken voor het eerst over een beetje meer zakgeld en geven dat liever uit aan andere dingen. Daarnaast zijn het soort strips die hen zouden kunnen bekoren, zoals graphic novels, meestal een pak duurder dan klassieke jeugdreeksen.

Jan Cumps – die met zijn boek Laat ze strips lezen (2007) scholen, ouders en bibliotheken probeerde te overtuigen van de pedagogische waarde van het beeldverhaal – noemt nog andere redenen voor de afnemende interesse onder jongeren. Tieners zouden de humor in strips niet begrijpen en vinden dat beeldverhalen minder aanzetten om de eigen fantasie te gebruiken. “Tijdens lezingen vertelt het publiek me vaak dat het hen niet lukt tekst en beeld te combineren. Ze lezen enkel de tekstballonnen en slaan de tekeningen over.”

Laat ze strips lezen

Strips als ‘lage’ cultuur

Toch is het mogelijk om tienerlezers te motiveren. Volgens het Britse onderzoek van Scholastic bevorderen vier factoren leesgedrag: het geloof dat lezen belangrijk is het meest cruciale, daarna het plezier van lezen, en tot slot het leesgedrag van de ouders enerzijds en hun aanmoedigingen anderzijds. Die laatste twee blijken vooral bepalend naarmate kinderen gaan puberen. Om het kort te zeggen: lezende ouders krijgen lezende tieners. “Een huis met veel boeken zet aan tot lezen”, zegt Van Coillie. Leerlingen uit een lagere sociale klasse of van gezinnen die minder lezen, voelen vaak een disconnectie tussen hun literaire ervaringen op school en thuis. In het Britse rapport The Leisure Reading Habits of Urban Adolescents (2007) staat dat scholen dit kunnen vermijden door ouders te bevragen bij het kiezen van leesvoer. Zo kunnen ze teksten afstemmen op de interesses en culturele achtergrond van leerlingen. Voor leerkrachten is het aangewezen om de ouders te betrekken bij leesopdrachten en hen aan te moedigen om er aan tafel over te discussiëren.

Ouders zijn ook deels verantwoordelijk voor de ‘leesstop’ bij strips. Oorspronkelijk werden populaire reeksen bij ons gesteund door de katholieke zuil: Suske en Wiske beleefden hun avonturen op de pagina’s van De Standaard, Nero op die van Het Volk. De achterban liet zijn kinderen zulke ‘stichtende strips’ met een gerust hart lezen. In 1954 verscheen in de Verenigde Staten echter The Seduction of the Innocent, waarin psychiater Fredric Wertham de Amerikaanse comics demoniseerde. En als het regent in de VS, druppelt het bij ons: een jaar later gaf de Nationale Dienst voor de Jeugd en Openbaar Onderwijs het boek De Kinderpers: haar gevaren en problemen uit. Daarin werd de heilzaamheid van strips in vraag gesteld.

Het katholieke magazine Volksopvoeding deed er een schepje bovenop met een stuk dat de toon van Wertham imiteerde. Het artikel De heerschappij van het beeld pleitte voor censuur van het beeldverhaal: strips waren “demoraliserend”. De lage kwaliteit van het drukwerk werd aangehaald, net als de taalfouten in de dagbladstrips. Ene Leo Roelants, die zelf geschiedenisboeken schreef, liet optekenen dat strips ongeletterdheid in de hand werkten. Brave katholieke ouders zagen strips voortaan als ‘lage’ ontspanning. Die visie leeft nog steeds een beetje, al werden de beweringen van Roelants en co. intussen meermaals weerlegd.

Leo Roelants liet optekenen dat strips ongeletterdheid in de hand werkten. Brave katholieke ouders zagen strips voortaan als ‘lage’ ontspanning

Beeldverhalen blijken in sommige gevallen zelfs een goed instrument in de klas. Een Amerikaans onderzoek uit 2017 toonde aan hoe de reeks TOON comics kinderen hielp om hun lees- en schrijfvaardigheden te verbeteren. De leerkrachten die aan het onderzoek meewerkten, waren aanvankelijk sceptisch maar reageerden uiteindelijk positief en gaven aan de TOON comics ook in de toekomst te willen gebruiken. Een andere studie uit 2007 demonstreert hoe strips kinderen helpen die les krijgen in een andere taal. Het visuele karakter van de pagina’s verhoogt het begrijpend lezen van de kinderen en leidt ertoe dat ze sneller nieuwe woorden oppikken.

Stripcanon des vaderlands

Het enthousiasme van een leerkracht over boeken en strips kan volgens Van Coillies onderzoek de negatieve leestrend terugschroeven. Uit de cijfers van Scholastic blijkt ook hoe belangrijk het is kinderen zelf een boek te laten kiezen uit een lijst die de school voorschotelt. Om leerkrachten aan de middelbare school een duwtje in de rug te geven, maakten onze noorderburen een leeslijst met strips (Graphic novels voor de leeslijst, red.). De eerste Stripmaker des Vaderlands, Margreet de Heer, selecteerde 57 Nederlandstalige graphic novels die leraren aan de middelbare school kunnen voorstellen aan hun leerlingen. De lijst bevat titels als S.G.F. van Simon Spruyt, Maaike Hartjes’ Burn-Out dagboek en Het Zotte Geweld van Joris Vermassen.

“Veel leraren Nederlands vonden het een goed idee om in hun lessen aandacht te besteden aan strips, maar ze wisten niet waar te beginnen”, legt Robin Vinck uit. Hij werkt als stripjournalist, beheert stripjournaal en zit mee in de organisatie achter de Stripmaker des Vaderlands. De lijst bevat ook een reeks vragen die als leidraad dienen om een les op te bouwen rond het beeldverhaal. “Een aantal boeken zijn zelfs heruitgegeven zodat scholen voldoende exemplaren konden aankopen.”

Voor Margreet de Heer kan het onderwijs zo een brug vormen om jonge lezers naar graphic novels te leiden. Dat blijkt ook nodig, want uit het eerder vernoemde Franse onderzoek bleek dat vooral 25 tot 29-jarigen graphic novels lezen. De jongere generatie is meer gericht op reeksen en manga, de ouderen kopen vooral klassieke albums. Een mogelijke verklaring is dat de opmars van beeldromans min of meer gelijk loopt met de jeugdjaren van de huidige generatie twintigers. “We willen kinderen dit aanbod voorleggen omdat ze het medium ‘strip’ opnieuw ontdekken. Daarnaast hopen we ook dat wanneer zij volwassen zijn, ze die beeldverhalen doorgeven aan hun kinderen”, zegt Vinck. De lijst werd ook in België verspreid, en kreeg volgens de organisatie positieve reacties, maar van een eigen, Vlaamse (of bij uitbreiding Belgische) Stripmaker des Vaderlands is voorlopig geen sprake.

Culturele bagage dient zich niet te beperken tot een uitverkoren medium dat toevallig een langere historie heeft

Nochtans werd het idee om een lijst op te stellen met Vlaamse stripklassiekers al eerder geopperd. De strip moet zijn plek krijgen als cultuurpatrimonium. Dat schrijft stripjournalist Michel Kempeneers in Laat Ze Strips Lezen. Hij pleit onder meer voor de invoer van een “stripcanon”: “Een significant deel van deze canon zou dan in de stripafdeling van elke bibliotheek aanwezig moeten zijn.” Hij beschrijft een lijst waarin Vlaamse stripklassiekers moeten worden opgenomen, net als een paar buitenlandse vertalingen want “culturele bagage dient zich niet te beperken tot een uitverkoren medium dat toevallig een langere historie heeft.”

Sinds het boek meer dan tien jaar geleden verscheen, ontwikkelde Jan Cumps een stripkoffer die scholen kunnen lenen bij bibliotheken. De koffer is bedoeld voor leerlingen van de tweede en derde graad middelbaar onderwijs en bevat een mix aan Europese klassiekers, hedendaagse strips, graphic novels en manga. Cumps stelde ook een infofiche op per album waarop een korte inhoud of recensie staat. “Sommige uitgeverijen stellen een dossier op bij een strip voor scholen en bibliotheken. Door zelf eerst een berg werk te verzetten stimuleren ze het onderwijs zo om iets rond strips te doen. Een goed voorbeeld is Getekend Damiaan door Ruben Boon, Bart Maessen en Jan Bosschaert.”

Cosplay & Kuifje-figurines

Voor de jonge generatie bestaan er dus verschillende tactieken, maar wat moet de stripmarkt met de huidige generatie volwassenen die als kind strips lazen en nu niet meer? Is het mogelijk om een niet-striplezer te bekeren? “Dat is erg moeilijk”, zegt Jo Nachtergaele van Ballon Media. “Een manier zijn de hommages aan oude succesreeksen zoals de serie Amoras met volwassen versies van Suske en Wiske, of JOMME – de hedendaagse versie van Jommeke. Een andere optie zijn luxueuze heruitgaven van jeugdreeksen uit hun kindertijd.” Nostalgie werkt dus, dat bewijst ook het succes van de superhelden-franchises door Marvel en DC. Een niet-striplezer van middelbare leeftijd overhalen om pakweg een Chris Ware te proberen lijkt daarentegen bijna onmogelijk.

Cosplay in Angoulême

Cosplay in Angoulême

Wat evenmin helpt is het weinig flatterende cliché van de volwassen striplezer. Die wordt al snel geassocieerd met cosplay en bestempeld als nerd. Aan de andere kant bestaat er een beeld van de oudere stripverzamelaar in zijn op datum gesorteerde privébibliotheek, omringd door (peperdure) Kuifje-figurines. Ze wekken hetzelfde medelijden op als mannen met het Peter Pan-syndroom die een jaarloon aan modeltreintjes op hun zolderkamer hebben staan. Het zijn verzamelaars die consumeren zonder een greintje kritiek. Dat soort karikatuur oproepen bij een literaire lezer is een pak moeilijker.

Stripuitgevers doen al twintig jaar hun best te tonen dat het medium volwassen is geworden. Een strip werd een beeldroman, een striptekenaar een auteur. Maar herwerkingen van literaire klassiekers en erkenningen zoals de Man Booker Prizenominatie voor Nick Drnaso’s Sabrina in 2018 ten spijt: voor het grote publiek blijven strips bedoeld voor kinderen. En die lezen ze niet meer.

Meer weten over Stripgids?