2021/3
Op tafel liggende strips

Viens petite fille dans mon comic strip
Viens faire des bulles, viens faire des wip
Des clip, crap, des bang, des vlop
Et des zip, shebam, pow, blop, wizz

Deze tekst zong Serge Gainsbourg nog in 1967. Wie durfde toen denken dat strips het onderwerp zouden vormen van academisch onderzoek? Meer nog: dat een collectie stripmagazines als voorbeeld zou dienen voor een nieuw collectiebeleid in een academische bibliotheek?

Nieuwe ideeën voor een papieren collectie

Zoals in een vorig artikel (De derde plaats op de eerste plek) reeds verteld, opende de Faculteitsbibliotheek Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Gent (UGent) na meer dan tien jaar van plannen, reorganiseren en verhuizen, in 2018 feestelijk haar deuren. In dat artikel bekeken we hoe de ‘bibliotheek als plaats’ een belangrijke rol kreeg toebedeeld in de missie van de bibliotheek.

Wat we in dat artikel onvermeld lieten, was de kater die volgde op het feestgedruis van de opening. De uitleencijfers vertoonden al jaren een gestage en scherpe daling. Meer dan 25 procent minder gebruik van de collectie en dat in een periode van vier jaar. Was de nieuwe bibliotheek al voorbijgestreefd nog voor ze goed en wel vertrokken was? Werd de bibliotheek enkel een studielocatie met boeken als academisch behang? En wat was dan nog de rol van een (papieren) collectie voor een faculteitsbibliotheek in de eenentwintigste eeuw?

Een denkgroep boog zich over deze uitdaging en tekende voorzichtig enkele pistes uit voor een nieuw collectiebeleid. Bij een van deze pistes staat het zogenaamde inside-outverhaal centraal. Vroeger (in helaas nog niet helemaal vervlogen tijden) werden boeken aangekocht just in case. Deze methode lijkt al een hele tijd niet meer te werken: informatie aankopen en toevoegen aan een steeds groeiende collectie die op haar beurt steeds minder gebruikt wordt, is geen toekomstvast model.

Met het inside-outverhaal willen we de rollen omdraaien: we trekken niet langer (louter) informatie uit de buitenwereld aan, we willen meer inzetten op het delen van eigen (unieke) informatie met diezelfde buitenwereld.

Als faculteitsbibliotheek stootten we echter al snel op enkele beperkingen: unieke stukken waar deze buitenwereld (onderzoekers van andere instellingen of geïnteresseerde leken) het meest interesse voor lijken te koesteren, zijn vaak erfgoedstukken of zaken die dermate waardevol zijn dat ze niet tot de collectie van een faculteitsbibliotheek kunnen behoren. Het is de centrale universiteitsbibliotheek, de Boekentoren, die dat materiaal deskundig opneemt, bewaart, ontsluit en ter beschikking stelt.

Medewerker met strip

Maar de collecties die gebruikt zouden kunnen worden voor een inside-outstrategie hoeven niet per definitie erfgoedwaarde te hebben. Het kunnen ook collecties zijn die opgebouwd zijn uit elementen die elk op zich weinig waarde hebben, maar die door het feit dat ze samen onder één dak en als één (virtueel) geheel aangeboden worden, wel een unieke waarde krijgen.

Wanneer er nog geen volwaardig digitaal alternatief voor bestaat en wanneer zo’n collectie ook nog actief gebruikt wordt voor actueel onderzoek, beschikt de bibliotheek over een collectie waar ze wel meerwaarde mee kan boeken, zowel voor de eigen onderzoekers als voor geïnteresseerde derden.

De faculteitsbibliotheek identificeerde tal van dergelijke unieke collecties. Zo is er de enorme collectie Fanie Olivier: een van de grootste collecties Afrikaanse literatuur buiten Zuid-Afrika. Of de schenking Daeleman-Van Bulck met haar unieke verzameling boeken uit Congo: onder andere misboekjes, nog opgesteld in taalvarianten die nu uitgestorven zijn.

Brussel, Korea en Brussel

Maar met de komst van de Alain Van Passen-collectie vielen werkelijk alle puzzelstukjes op hun plaats: de Faculteitsbibliotheek Letteren en Wijsbegeerte maakte dan ook maar al te graag tijd, mankracht, logistieke en financiële middelen vrij om met deze speciale collectie nieuwe wegen te onderzoeken.

Het was niet de eerste ervaring van de faculteitsbibliotheek met de wereld van de comics. Enkele jaren eerder sloot de faculteitsbibliotheek een samenwerking af met het Belgisch Stripcentrum, waarbij ze de anderstalige strips van de bibliotheek van het Stripcentrum in Brussel overnam. Dat vormde de start van een kleine, maar waardevolle collectie manga’s in het Japans, Chinees en Koreaans.

De kers op de taart daarbij was de gift van het Korea Comics Museum uit Zuid-Korea, die door de connectie met het Belgisch Stripcentrum en de Koreaanse ambassade gerealiseerd werd. Deze kleine maar unieke collectie vormde als het ware de opstap naar een veel groter collectie-avontuur: de Alain Van Passen-collectie.

Verschillende stripcovers

Het verwerven van de collectie van de Brusselaar Alain Van Passen kwam er dankzij het COMICS-project van de UGent, geleid door professor doctor Maaheen Ahmed. Dat onderzoeksproject wordt gefinancierd door Horizon 2020, het grote onderzoeks- en innovatieprogramma van de Europese Unie. COMICS opent een nieuw onderzoeksveld dat zich bevindt op het kruispunt van stripwetenschappen en childhood studies.

Het onderzoek, waar verschillende doctorale en postdoctorale onderzoekers aan meewerken, focust zich op de representatie van kinderen in strips uit verschillende taal- en cultuurgebieden (Engels, Frans, Vlaams, Italiaans en Spaans). Het onderzoek heeft tot doel een interculturele (Europese) geschiedenis van strips samen te brengen door “het combineren van de studie van de representatie van het kind, de geïmpliceerde kindlezer en de associaties van kinderlijkheid in stripverhalen.” 

De collectie Alain Van Passen omvat nagenoeg alle Franse en Belgische stripmagazines en fanzines van de jaren dertig tot diep in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Deze unieke collectie werd door de jaren heen verzameld door de collectioneur Alain Van Passen.

Nadat zijn goede vriend, de Zwitserse verzamelaar Victor-Yves Ghébali, ervoor had gezorgd dat zijn rijke collectie stripmagazines na zijn dood in 2010 volledig overgedragen werd aan het Centre BD van de stadsbibliotheek van Lausanne voor onderzoek, werd Van Passen zich bewust van het belang van zijn eigen collectie.

Indien zijn collectie, die hij als zijn levenswerk beschouwde, op de privémarkt terecht zou komen, zou die volledig uit elkaar gehaald worden en ten prooi vallen aan de koopkracht van andere verzamelaars die alleen interesse zouden hebben in het kopen van die stukken die in hun eigen collecties ontbraken.

Om zijn collectie hiervoor te behoeden, ging Van Passen op zoek naar een bestemming voor zijn collectie. In 2018 nam hij contact op met Philippe Capart van La Crypte Tonique, een uitgeverij, boekenwinkel en galerij gelegen in de Galerie Bortier in hartje Brussel, gespecialiseerd in literaire, mentale en plastische beelden. Capart sprak zijn netwerk binnen de academische wereld aan en zo ging de bal aan het rollen.

Tarzanstrip in doos

Met het opnemen van deze bijzondere collectie stripmagazines en fanzines komt de faculteitsbibliotheek ook tegemoet aan de oproep om het striperfgoed beter te beschermen. Hoewel België, het land van Kuifje, Blake en Mortimer, Robbedoes en Kwabbernoot, Suske en Wiske en vele andere Europese striphelden, bekendstaat om zijn rijke nationale striperfgoed, loopt het op het vlak van het duurzaam bewaren van dat rijke erfgoed nog vaak fout.

Er zijn voorbeelden bekend van diefstallen van originele platen of van het verdwijnen van deze originele platen naar buitenlandse privécollecties, nadat ze voor exuberante bedragen verkocht werden. Doordat de marktwaarde zo hoog ligt, krijgen Belgische instellingen het steeds moeilijker om ze aan te kopen.

De laatste jaren is er echter een groeiend bewustzijn rond het belang van een degelijk beleid rond striperfgoed in al zijn facetten. Organisaties zoals FARO, het Letterenhuis, de Antwerpse Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience en het Brusselse LUCA School of Arts lanceerden samen met Stripgids in 2018 een onderzoek naar een toekomstig striperfgoed(beleid).

De Faculteitsbibliotheek Letteren en Wijsbegeerte hoopt met het ontsluiten en beschikbaar stellen van de Alain Van Passen-collectie haar steentje bij te dragen aan een positief verhaal voor het striperfgoed.

Zoals hierboven aangegeven, vielen met deze unieke collectie een heel aantal puzzelstukken op hun plaats en kon de collectie ingezet worden om vorm te geven aan de piste van de inside-outstrategie: 

  1. De collectie is uniek in haar soort en nergens anders beschikbaar voor onderzoek als dusdanig.
  2. Bovendien bestaat er voor deze papieren collectie geen digitaal alternatief. De bijzonder complexe copyright-issues maken dat digitalisering nog niet onmiddellijk aan de orde is. Consultatie van de papieren magazines in de bibliotheek zelf is dus absoluut nodig.
  3. Verder werd de collectie verworven in het kader van lopend en actueel onderzoek en wordt ze door zowel onderzoekers als studenten actief gebruikt. De collectie sluit op deze manier perfect aan bij de opdracht van een faculteitsbibliotheek en bevestigt de keuze om haar niet als louter erfgoedmateriaal te behandelen en bewaren.
  4. Tot slot is het een collectie van een type dat tot de verbeelding spreekt en die dus zeker ook ingezet kan worden om het beleid van de faculteit mee vorm te geven: de brug slaan tussen academisch onderzoek en het bredere publiek.

Inzet van ruimtes

Het hoeft uiteraard geen betoog dat een openkastopstelling geen optie is om dergelijke unieke (en vaak gezochte en gegeerde) stukken op te stellen. Een groepswerklokaal dat afgesloten kan worden, bood een oplossing en zal worden heringericht als bewaar- en consultatieruimte voor de Alain Van Passen-collectie.

Dat speciale lokaal in de bibliotheek zelf zal samen met de leden van de onderzoeksgroep beheerd worden. Een voorbeeld van hoe een unieke papieren collectie de basis legt voor een samenwerkingsverband met onderzoekers, waarbij de bibliotheek haar kennis en ondersteuning in nauw overleg met de onderzoekers kan inzetten.

Verschillende stripcovers

De faculteitsbibliotheek ging nog een stap verder. In de marge van de denkoefening over de toekomst van de collecties en het besluit om meer in te zetten op unieke collecties en het inside-outcollectieverhaal, richtte de bibliotheek ook een Knowmadic Workplace en een Research in Residence-lokaal in. Het idee achter deze lokalen is om onderzoekers van de eigen instelling (in de Knowmadic Workplace) of geïnteresseerde externe onderzoekers (in het Research in Residence-lokaal) in een afgesloten bureau in de bibliotheek zelf gedurende een langere periode aan de slag te laten gaan met delen van de (speciale) collecties.

Immers, door de speciale collecties te identificeren, professioneel te ontsluiten, virtueel te bundelen en aan te bieden, hoopt de bibliotheek om niet enkel eigen onderzoek te ondersteunen, maar ook om nieuwsgierigheid te stimuleren en nieuw onderzoek uit te lokken. Beide lokalen werden in de onmiddellijk omgeving van de Alain Van Passen-collectie ingericht, maar bieden uiteraard ook de mogelijkheid om met andere collecties van de faculteitsbibliotheek aan de slag te gaan.

Expertise ten dienste van onderzoek

Een belangrijk element in het hele verhaal is de inzet van de expertise van de bibliotheek. Enkel door op een professionele wijze de collectie te beheren, zonder onderzoekers te beperken bij het gebruik van de collectie, kan de nieuwe focus op speciale collecties een succes worden. Bij het management van de Alain Van Passen-collectie kreeg de bibliotheek alle kansen om dat waar te maken.

De faculteitsbibliotheek organiseerde de verhuizing van de collectie, die in 202 kartonnen verhuisdozen, gespreid over vier leveringen, van Brussel naar Gent kwam. Iedere titel was reeds door de verzamelaar zelf met de beste bedoelingen, maar onvoldoende duurzaam, verpakt in krantenpapier of in plastic zakken van voornamelijk stripwinkels. Bij het uitpakken werden alle titels eerst voorzichtig ontstoft. In een Excellijst werd nauwgezet genoteerd welke titels en welke nummers uitgepakt werden; een noodzakelijke extra controle op de inhoud van de collectie.

Medewerker aan de computer

Alle magazines werden per vooraf bepaald formaattype gelegd, zodat ook het herverpakken per formaattype kon verlopen. Met het nodige advies van het restauratieatelier uit de Boekentoren, gingen bibliotheekmedewerkers aan de slag om alles duurzaam te verpakken in zuurvrije dozen. Na het verpakken was het de beurt aan de catalografen. Met behulp van de Excellijst als controlelijst werd alles titel per titel beschreven in Aleph, het geïntegreerde bibliotheeksysteem dat de universiteitsbibliotheek gebruikt.

Hiervoor werd een op maat gemaakte template gebruikt waarin een aantal MARC-velden (Machine-Readable Cataloging) standaard ingevuld waren: in veld 650 (Subject Added Entry) werd de Library of Congress-subject heading ‘Comic books, strips, etc’ als topical term ingevuld en in veld 655 (Index Term) werd ‘Comics (Graphic works)’ gebruikt als genre/form term. Door in veld 561 (Ownership and Custodial History) ‘Herkomst: Collectie Alain Van Passen’ toe te voegen, kunnen we op elk moment de Alain Van Passen-collectie virtueel reconstrueren.

Wanneer de Alain Van Passen-collectie volledig beschreven is in Aleph, volgt nog een laatste stap: het toevoegen van de covers in de publiekscatalogus. Omdat de kern van deze collectie het visuele aspect is, ligt het voor de hand dat iedere beschrijving een visuele thumbnail krijgt.

Het was deze grondige aanpak die vertrouwen genereerde bij de onderzoekers, maar ook bij de verzamelaar zelf: Van Passen liet na de laatste verhuisbeweging weten dat hij opgelucht was te horen dat alles in veilige handen was en ter beschikking stond van anderen én dat hij zich eindelijk van het verzamelvirus, dat hem vele tientallen jaren in de greep gehouden had, verlost wist. 

In de slipstream van Van Passen

Het was de stille hoop van de faculteitsbibliotheek dat de komst van de collectie niet onopgemerkt zou blijven in de stripwereld. De Belgische stripwereld vormt een kleine wereld waar vele tekenaars en verzamelaars elkaar vaak kennen van stripwinkels, beurzen en veilingen. Al snel ging het gerucht rond dat de collectie stripmagazines en fanzines van Alain Van Passen ondergebracht was in de Faculteitsbibliotheek Letteren en Wijsbegeerte van de UGent, dat ze er op zeer professionele wijze bewaard en ontsloten werd en dat ze het onderwerp vormde van wetenschappelijk onderzoek.

Dat nieuws zorgde ervoor dat ook andere collecties hun weg vonden naar de faculteitsbibliotheek in Gent. Begin 2020 verhuisde het volledige analoge archief van reference files van wijlen René Follet, een Brusselse cartoonist, vanuit zijn appartement in Brussel naar het depot van de faculteitsbibliotheek. Follet, een illustrator van boeken, magazines en strips, bewaarde deze referenties voor afbeeldingen gedurende tientallen jaren van zijn carrière.

De reference files kunnen worden gezien als een soort auteursbibliotheek, met dit verschil dat ze bestaan uit afbeeldingen die geselecteerd zijn op hun potentieel om hergebruikt te worden en dat ze materieel bewijs bieden voor een ‘genetische’ benadering, die geïnteresseerd is in de creatieve processen van een bepaalde auteur.

Daarnaast zijn ze ook interessant voor een historisch onderzoek van iconografische archieven, zowel met betrekking tot strips als meer in het algemeen voor een geschiedenis van gegevensbeheer. Ze zijn een zeldzame getuige van hoe striptekenaars en illustratoren referentiemateriaal gebruiken en hergebruiken. De reference files van René Follet worden in de originele kasten op dezelfde manier bewaard zoals ze in zijn flat in Brussel bewaard werden.

Verschillende stripcovers

Een jaar later, begin januari 2021, verwierf de faculteitsbibliotheek ook de collectie Emil Laga. Deze collectie bestaat uit 24 grote kisten boordevol Amerikaanse newspaper comics van de jaren twintig tot de jaren vijftig en werd geschonken door de erfgenamen van wijlen Emil Laga, een klinisch bioloog en klinisch en anatomisch patholoog, die in België geboren is en vele jaren in de VS gewerkt heeft.

Ook deze collectie, die behoorlijk uniek is aan de Europese zijde van de oceaan, biedt heel wat nieuwe opportuniteiten voor het striponderzoek dat gevoerd wordt aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de UGent en daarbuiten. De ontsluiting van deze collectie wordt in de loop van 2021 opgestart. 

Een brug naar de buitenwereld

De Faculteitsbibliotheek Letteren en Wijsbegeerte verwacht dat de Alain Van Passen-collectie niet alleen gebruikt zal worden door onderzoekers en studenten van de UGent, maar ook door externe onderzoekers, studenten en geïnteresseerden.

De collectie sluit dan ook perfect aan bij gelijkaardige bestaande collecties – waaronder de collectie van Ghébali in de stadsbibliotheek van Lausanne, de collecties van de bibliotheek van de Cité Internationale de la Bande Dessinée et de l’Image te Angoulême en de collectie van de Université Bourdeaux Montaigne – en biedt een waaier aan mogelijkheden voor toekomstig onderzoek. Deze collectie zal ongetwijfeld leiden tot meer samenwerkingen met Belgische en Europese onderzoekers en tot meer individuele projecten.

Tijdschriften en magazines werden tot nu toe immers slechts zelden bestudeerd in het striponderzoek. Maar niet alleen voor het onderzoek biedt de Alain Van Passen-collectie veel mogelijkheden, de collectie kan ook ingezet worden voor onderwijs en toekomstige samenwerkingen met kunstscholen.

We denken hierbij aan papers en masterprojecten voor studenten literatuur, maar evengoed aan praktijkgerichte PhD-projecten of kleinere, meer praktische workshops in samenwerking met bijvoorbeeld de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) van School of Arts Gent. De Alain Van Passen-collectie vormt ongetwijfeld een rijke schatkamer voor toekomstige striptekenaars, illustratoren en tekenaars van animatiefilms.

Strips in een boekenkast

Om de brug te slaan naar de buitenwereld en om nog meer ruchtbaarheid te geven aan de collectie, stond in 2020 ook nog een tentoonstelling gepland. Deze zou in samenwerking met de onderzoekers samengesteld en georganiseerd worden. De bibliotheek kon zowel de locatie aanbieden als de technische ondersteuning, het logistieke aspect en de praktische organisatie voor haar rekening nemen.

De onderzoeksgroep concentreerde zich dan weer op het inhoudelijke verhaal van de expositie. De tentoonstelling zou twee luiken omvatten: een fysieke tentoonstelling in de bibliotheek zelf en een virtuele expo. Voor dat laatste zou gebruikgemaakt worden van Omeka S, het online tentoonstellingsplatform dat de UGent gebruikt. De uitbraak van het coronavirus en de daarop volgende lockdown gooiden echter roet in het eten en de plannen moesten worden uitgesteld naar een post-coronatijdperk.

Besluit

Met de Alain Van Passen-collectie kon de faculteitsbibliotheek haar collectiebeleid opnieuw vorm geven. Een tot de verbeelding sprekende papieren collectie die vooralsnog geen digitaal alternatief kent en uniek is in haar soort wordt ten dienste gesteld van actueel onderzoek. De samenwerking met onderzoekers om de collectie te beheren en ten dienste te stellen van zowel eigen onderzoekers, studenten als externen, kan als voorbeeld strekken voor andere speciale collecties die de faculteitsbibliotheek beheert.

De faculteitsbibliotheek besteedde dan ook veel middelen (zowel financieel als op het vlak van personele inzet en gebruik van bibliotheekruimte) om met de Van Passen-collectie een mooi parcours te lopen: niet enkel konden er zo nieuwe schenkingen ontvangen worden, de expertise van de bibliotheek werd in de kijker gezet en het beleid van maatschappelijke verankering van de faculteit werd door het inside-outverhaal mee ondersteund.

Zin om meer te lezen over o.a. presidentiële bibliotheken en de vele stielen van de archivaris? Of wil je weten hoe auteur en toekomstverkenner Stefaan Vandist bibliotheken met rockfestivals vergelijkt?