Een voorwaarde voor het creëren van een betere wereld is dat we die ons kunnen voorstellen. Maar veel onderwijssystemen dragen nog steeds de stempel van de industriële samenlevingen waaruit zij zijn voortgekomen. Een gesprek met econome Maja Göpel over hoe we kinderen kunnen leren nadenken over een duurzame en eerlijke samenleving.
De wereld waarin wij leven is op een fundamenteel niet-duurzame manier georganiseerd, van de economische structuren tot de manier waarop wij ons dagelijks leven leiden. Hoe is dit verbonden met de manier waarop wij over de wereld denken?
Maja Göpel: Er is een lange traditie in westerse landen om een scheiding te zien tussen mens en natuur. Wij zien onszelf als de soort die al het andere ondergeschikt kan maken. Dit beïnvloedt hoe we naar de wereld kijken en die ervaren, inclusief onze denkpatronen en de manier waarop we denken. Het idee van de Verlichting was om het vermogen te ontwikkelen om voor onszelf te denken, zodat we als rentmeesters van ons lot konden optreden. Maar het individualisme dat daaruit voortkwam is te ver doorgevoerd.
We verloren alle nederigheid en wilden alles naar onze hand zetten. Bovendien hebben we, althans in de laatste eeuw, een zekere verbondenheid verloren met de systemen waarin we zijn ingebed. We begrijpen de wereld in onderdelen, waaraan we prijskaartjes proberen te hangen. Maar we verliezen de natuurlijke netwerken uit het oog die ons leven mogelijk maken.
Sommige mensen behandelen de overgang naar een duurzamere wereld als een technische, grotendeels regelgevende aangelegenheid, terwijl anderen het zien als een eenvoudige kwestie van politieke macht naar zich toetrekken. Hoe zit het met het vormgeven van hoe we de wereld zien? Hoe belangrijk zijn nieuwe concepten, verhalen en taal voor sociale verandering?
MG: De essentie van liberale samenlevingen — althans zoals het idee oorspronkelijk werd genoemd — bestaat uit overleg over waar we heen willen en hoe we daar het beste kunnen komen. Ervan uitgaande dat de daaruit voortvloeiende voorstellen niet eenvoudigweg per decreet worden doorgedrukt, komt hun legitimiteit voort uit hoe de mensen de wereld zien en hoe de voorstellen worden uitgelegd en naar voren worden gebracht.
Hoe we de wereld zien is al eerder fundamenteel veranderd. Een van de meest opmerkelijke verschuivingen was de Copernicaanse Revolutie. In het Brundtland-rapport van 1987 wordt verwezen naar een recenter moment van nederigheid voor de mensheid: de foto van de groen, blauw en wit glinsterende aarde — de Blue Marble — genomen door de bemanning van de Apollo 17 in 1972. Deze foto deed ons beseffen dat we de werking van onze planeet moeten begrijpen als we willen dat ze voor ons bewoonbaar blijft. Ondergeschiktheid veranderde in co-ouderschap.
Natuurlijk, als we onze kijk op het leven in deze mate veranderen, zal dat de manier bepalen waarop we onze doelen en instellingen organiseren. Daarom moeten onze onderwijssystemen voorop lopen om mensen in staat te stellen hun bestaan op de wereld te begrijpen en de manier waarop dit in de loop van de tijd verandert.
We hebben de mensen die fantasierijk willen zijn in de sfeer van kunst en cultuur geduwd, terwijl alle anderen ‘realistisch’ moeten blijven.
School heeft alles te maken met het voorbereiden van mensen op de wereld. Wat is de rol van de school, en van het onderwijs in het algemeen, bij het veranderen van onze manier van denken?
MG: School is zo belangrijk omdat we in onze jonge jaren het meest gevormd worden. En het heeft een sterk cultureel aspect. Naast het weten is er het zijn, de interactie, en het vormen van waar je je verantwoordelijk voor voelt. Wat we in onze samenlevingen hebben gezien — ik ken Duitsland het beste, maar dit geldt voor veel westerse landen — is dat het onderwijs meer gericht is op vergelijkende prestaties, metriek en het aantonen van je vertrouwdheid met gecanoniseerde kennis.
Het stimuleert je niet om je eigen weg te vinden, om te begrijpen hoe je bestaan wordt beïnvloed door de omgeving waarin je opgroeit, of om uit te zoeken hoe je een goed evenwicht kunt bereiken tussen co-creatie en concurrentie. Beoordeling met cijfers is slechts één voorbeeld van de zeer geïndustrialiseerde manier waarop het onderwijs tegen de dingen aankijkt. Alsof het normeren en rangschikken van jonge mensen hen zou kunnen helpen zich vrij en gelukkig te ontwikkelen.
Het gevolg is dat leerlingen zich vooral bekommeren om hun positie binnen het systeem en hoe ze die kunnen verbeteren; ze denken minder na over het systeem zelf en hoe ze in plaats daarvan het zouden kunnen verbeteren. De elitescholen van vandaag beloven ouders bepaalde cijfers en netwerken, zodat hun kinderen invloedrijke posities kunnen bekleden, terwijl we er eigenlijk behoefte aan hebben dat het onderwijs zich richt op het begrijpen van de samenleving als geheel en de uitdagingen waarvoor zij zich in de 21ste eeuw gesteld ziet. Organisaties als UNESCO dringen hierop aan, met hoofdlijnen voor onderwijs in duurzame ontwikkeling, mondiaal burgerschap en toekomstvaardigheden.
Maar het blijkt erg moeilijk te zijn om deze agenda te verspreiden. Het aanleren van toekomstvaardigheden is gebaseerd op het idee dat je mensen in staat moet stellen zich een andere toekomst voor te stellen, als middel om nieuwe horizonten te openen. In Duitsland is er een groeiende belangstelling voor vaardigheden binnen verschillende sociale contexten en levensfasen, ook in het Volkshochschule-systeem, het systeem voor volwassenenonderwijs dat betaalbare cursussen aanbiedt in een reeks vakken. Vakken als yoga, wiskunde en computerprogrammering. Die zijn voor iedereen toegankelijk.
De groene beweging is zo vaak beschuldigd van moraliserend gedrag dat zij nu de neiging heeft te argumenteren vanuit een economisch of technisch standpunt, bijvoorbeeld door te verklaren dat beleid zal helpen de gezondheidsuitgaven onder controle te houden.
Technologie heeft veel positieve toepassingen, ook in het onderwijs, maar bestaat niet ook het gevaar dat de manier waarop we aan ons scherm gekluisterd zitten ons vermogen om zelf na te denken ondermijnt?
MG: Er is de laatste tijd veel aandacht geweest voor digitalisering in Duitse scholen. We hebben een Digitaal Pact voor Scholen waar veel geld voor beschikbaar is gesteld. Maar dit is gericht op het plaatsen van hardware in scholen, niet op het opleiden van leraren om leerlingen digitale weerbaarheid bij te brengen. We moeten niet alleen iedereen opleiden om ‘gebruiker’ te worden van apps die ons manipuleren. We moeten een begrip ontwikkelen van hoe digitale omgevingen onze samenleving, communicatie en interactie beïnvloeden, zodat we een echte dialoog kunnen aangaan over waar dit alles toe dient.
Veel onderzoekers maken een onderscheid tussen menselijke creativiteit en kunstmatige intelligentie, die voornamelijk leert van de patronen uit het verleden. Iets geheel nieuws creëren is nog steeds een capaciteit die uniek is voor mensen, net als empathie.
Maar we zijn onze fascinatie voor het potentieel van onze soort en de levende wereld kwijtgeraakt. In plaats daarvan raken mensen opgewonden over robots die op mensen lijken. Hé, we zijn er al! Vind iets uit dat het leven helpt ondersteunen, niet vervangen.
Moeten we onze onderwijssystemen zo inrichten dat we het vermogen van mensen om te verbeelden en te dromen aanmoedigen?
MG: Ik denk dat het cruciaal is om weer meer in de verbeeldingsruimte te komen, en wanneer men wetenschap, kunst en beleidsvorming met elkaar verbindt, doe je precies dat. In sommige opzichten is het een kwestie van selectie. We hebben de mensen die fantasierijk willen zijn in de sfeer van kunst en cultuur geduwd, terwijl alle anderen ‘realistisch’ moeten blijven.
We zouden meer mensen de kans moeten geven een stap terug te doen, zich af te vragen wat de diepere bedoeling is van hun ondernemingen en zich voor te stellen dat ze die een heel andere vorm laten aannemen zonder als utopisch te worden bestempeld.
Uiteindelijk zijn het altijd de grote ideeën geweest die energie en focus aanwakkeren om het heden een nieuwe vorm te geven en die, stap voor stap, de wereld echt veranderen.
Het openbreken van de status quo is cruciaal voor innovatie. Als kinderen doen we dat nog veel: ‘Waarom is dat zo? Waarom moet het zo zijn?’ Er is bij kinderen een onderzoekende mentaliteit die vraagt of dingen anders kunnen.
De wereld door de ogen van een kind bekijken kan die denkbeeldige ruimte scheppen en ook de vreugde van het ontdekken naar boven brengen in plaats van de angst voor een verlies van controle. Je openstellen voor wenselijke toekomstbeelden kan zo motiverend werken. Dan kunnen we praten over wat we moeten doen om dit mogelijk te maken. We moeten ophouden verbeelding en dromen af te wijzen en ze te beperken tot de privésfeer, tot kunst en tot religie.
Beoordeling met cijfers is slechts één voorbeeld van de zeer geïndustrialiseerde manier waarop het onderwijs tegen de dingen aankijkt.
Hoe zit het met de scholen zelf? U ging naar een alternatieve school. Hoe denkt u dat het u gevormd heeft? Zijn er principes die u meer in alle scholen zou willen zien?
MG: Er werd nadruk gelegd op het zijn van een co-leraar. Er zijn altijd leerlingen die het makkelijker vinden om te begrijpen wat er wordt onderwezen en leerlingen die dat lastiger vinden. Dus soms gaf je les en op andere momenten kreeg je les. Het betekende dat je de inhoud beter begreep, maar je werd ook gedwongen om te proberen de hersenen van andere mensen te begrijpen en te erkennen dat we allemaal anders leren.
Het andere aspect was de grote verscheidenheid aan dingen die we leerden. We hadden een schooltuin en workshops voor hout- en metaalbewerking, we maakten jam, we hadden een disco, onze speelplaatsen waren heel avontuurlijk. We beleefden veel dingen, en niemand werd meer of minder belangrijk bevonden. Vanaf groep 8 (het achtste jaar school, dan zijn scholieren ongeveer 14 jaar, nvdr.) ontwikkelden we onze eigen projecten en werden we aangemoedigd om ons bezig te houden met een bepaald onderwerp dat we intrigerend vonden. Uiteindelijk deed ik telescopische waarnemingen van de maan en ontwikkelde ik zelf de foto’s.
Dit alternatieve proces van het vinden van mijn eigen manier om de wereld te begrijpen en te verkennen werd even waardevol geacht als het schrijven van iets academisch met veel voetnoten. De nadruk lag op het erkennen dat er een grote verscheidenheid is aan manieren om de wereld te begrijpen. Wat is jouw manier van leren en redeneren? Hoe kun je het meeste uit jezelf halen? Daarom kregen we tot de laatste twee jaar geen cijfers: als een signaal dat er vele manieren zijn om zinvol met de wereld om te gaan.
Het klinkt als een goede mix van autonomie en samenwerking.
MG: Ja, en ook meegaan met wat leuk is. Mijn dochter is naar twee scholen geweest. De eerste was een conventionele school die leerlingen onder grote druk zette en concurrentie tussen medeleerlingen aanmoedigde door middel van cijfers en oordelen. Leerlingen werden voor de hele klas uitgescholden, wat schaamte en trots in de mix bracht.
Nu zit ze op een school die gebruik maakt van het enthousiasme van leerlingen om de wereld te verkennen en hen zo te helpen leren. Zij en haar klasgenoten waren gefascineerd door de Griekse goden, dus besloot de lerares dat thematische blok uit te breiden en er andere leerdoelen in te passen. Ze bedachten hun eigen goden en godinnen, schreven verhalen over wat ze beschermden en waarom, en maakten stripverhalen waarin ze beschreven waarom ze vonden dat deze personages het pantheon konden aanvullen.
Deze flexibiliteit — enthousiasme over iets aanvoelen en dan het lesplan of de lesmethode aanpassen om dit te combineren met de vereisten van het leerplan — is de ware kunst van het lesgeven. Het creëert een andere energie.
We begrijpen de wereld in onderdelen, waaraan we prijskaartjes proberen te hangen. Maar we verliezen de natuurlijke netwerken uit het oog die ons leven mogelijk maken.
We hebben het gehad over onderwijs als een middel om mensen te helpen de wereld anders te zien en hopelijk te veranderen. Houdt de Groene beweging zich wel genoeg bezig met onderwijs?
MG: Dat is een moeilijke vraag. Ik herinner me dat Dennis Meadows, medeauteur van het rapport The Limits to Growth uit 1972, na de protesten en gevechten bij de publicatie van dat rapport, zei dat hij vond dat we vergeten waren om cultuur op te nemen als een kernaspect naast het sociale, ecologische en economische aspect. Ik heb dit op twee manieren gemerkt. Allereerst in ons begrip van wat we beschouwen als een succesvol leven en gepast gedrag. Hoe kunnen we het in orde vinden om dieren te behandelen zoals we doen, alleen maar om elke dag goedkoop vlees op ons bord te hebben? Is het echt een aantasting van onze vrijheid als dit politiek wordt aangevochten om de koolstofuitstoot te beperken?
De groene beweging is zo vaak beschuldigd van moraliserend gedrag dat zij nu de neiging heeft te argumenteren vanuit een economisch of technisch standpunt, bijvoorbeeld door te verklaren dat beleid zal helpen de gezondheidsuitgaven onder controle te houden. Uiteraard is er ruimte voor een meer technische benadering, maar als we ethische overwegingen uit de weg gaan, verliezen we het contact met waar we het over hebben. Een morele revolutie, zoals Kwame Anthony Appiah zou zeggen, wordt gevoed door gevoelens en reputatie, niet door economische overwegingen.
Tegelijkertijd zou elk bedrijf in staat moeten zijn om de sociale en ecologische gevolgen van zijn activiteiten te presenteren. Dit zou ervoor zorgen dat economische berekeningen morele oordelen ondersteunen. Maar dan hebben wij een ander verhaal nodig over waar wij heen willen, en een referentiekader dat dat verhaal ondersteunt. Gedeelde gemeenschappelijke waarden die ons helpen te definiëren wat wij als aanvaardbaar of onaanvaardbaar gedrag beschouwen, zijn van fundamenteel belang voor elke samenleving die al te veel toezicht en controle wil vermijden.
Vandaag de dag heerst het gevoel dat we een langdurige crisis met vele facetten doormaken en dat de verhalen die aan onze instellingen ten grondslag liggen niet langer standhouden.
MG: Wanneer het dominante verhaal en de dagelijkse ervaringen van mensen nauw op elkaar aansluiten, is het moeilijk om dingen te veranderen. Maar de status quo komt op losse schroeven te staan wanneer het dominante verhaal niet langer overtuigende antwoorden geeft op de problemen van de samenleving. Op dit moment zijn drie van de belangrijkste verhalen van de afgelopen veertig jaar aan het imploderen. Ten eerste: het idee dat we economische groei kunnen loskoppelen van milieuschade in absolute termen. Daar is gewoon geen bewijs voor, hoewel het al decennialang het veronderstelde doel is. Ten tweede, het idee van trickle-down-economie. Belastingverlaging voor de rijken stimuleert hen niet om in de economie te investeren, tenzij zij denken dat zij daarvan kunnen profiteren. En momenteel liggen hun prioriteiten bij speculatie. Het derde verhaal is dat wat goed is voor de financiële wereld, ten goede komt aan de reële economie. De manier waarop de financiële wereld, die volledig is afgesneden van de reële wereld, zichzelf verrijkt terwijl hij zijn rijkdom verborgen houdt voor de belastingautoriteiten, is ondertussen voor iedereen duidelijk.
De ineenstorting van deze drie verhalen betekent politiek gezien dat we structurele crises meemaken waarvoor de typische verklaringen niet langer werken. Als gevolg daarvan staat het venster open voor transformatieve verandering. Een verandering die zal moeten worden geleid door nieuwe verhalen die mensen samenbrengen onder een gedeeld doel. Idealiter zouden zo veel mogelijk mensen moeten worden opgeleid — en aangemoedigd — om deel te nemen aan het vormgeven van de nieuwe visies, verhalen en activiteiten. Dit zou de ideale situatie zijn voor goed gedijende liberale samenlevingen en voor democratische vernieuwing.