In een tijd waarin de democratie onder druk staat en het extreemrechtse ideeëngoed aan invloed wint, blijft de Duits-Amerikaans-Joodse filosofe Hannah Arendt (1906-1975) verbluffend actueel met haar denkbeelden over politiek, vrijheid en het vermogen om opnieuw te beginnen. Hannah Arendt dwingt ons als het ware om alert te zijn, waakzaam te blijven. Dirk De Schutter legt uit hoe dat komt.
Duizenden inwoners van Iran hebben hun leven veil om wekenlang te betogen. Oekraïners trotseren de winterkou en duisternis en blijven zich met man en macht tegen de Russische agressie verzetten. In beide landen zijn we getuige van de vrijheidsliefde die volgens Hannah Arendt de zin van alle politieke handelingen uitmaakt.
Vrijheid in het oude Athene
Diezelfde vrijheidsliefde lag volgens Arendt ten grondslag aan de politieke omwentelingen die vanaf de achtste eeuw voor onze jaartelling in de Griekssprekende wereld plaatsvonden. In die omwentelingen werden de privileges, eigen aan tirannie en alleenheerschappij, afgeschaft. Niet zonder trots vertelden de Atheners dat er in hun stad geen onderdanen waren en geen heersers. Vrije burgers konden er participeren in publieke discussies over de toekomst van de stad. (Het spreekt vanzelf dat deze verheerlijking van Athene voorbijgaat aan wat voor ons, mensen van de eenentwintigste eeuw, onverteerbaar blijft: slavernij en de uitsluiting van vrouwen.)
De vrijheid van meningsuiting stond hoog aangeschreven; dat blijkt uit het feit dat het Grieks niet minder dan vier woorden had om de vrijheid van spreken aan te duiden: isologia en isêgoria beklemtonen de gelijkheid (bij het spreken op de agora zijn we elkaars gelijken), eleutherostomia heeft het letterlijk over een vrije mond, en parrhêsia geeft aan dat alles moet kunnen worden besproken. Maar bovenal werpen deze vernieuwingen in de organisatie van de stad licht op wat vrijheid de facto inhoudt: vrijheid vraagt om een verankering in de wereld van het politieke.
Mentale vrijheid
Arendt haalt deze oudste politieke ervaringen uit de Griekssprekende wereld vanonder het stof en distantieert zich daarmee van de vrijheidsopvatting die eeuwenlang in de traditionele filosofie opgang gemaakt heeft. Volgens deze opvatting, die aanvankelijk in de hellenistische cultuur door de Stoa verspreid werd en later door het christendom werd overgenomen, huist de vrijheid in het innerlijk van de mens. De sterkste formulering van deze theorie vinden we bij Epictetus (50-130). Zoals zijn naam aangeeft – ‘epictetus’ betekent ‘verworven’ – groeide hij op als slaaf aan het hof van keizer Nero.
Toen Epictetus na de dood van de keizer een vrij man geworden was, verkondigde hij dat alleen de gedachten vrij zijn: zelfs een slaaf kan dus vrij zijn, want niemand kan hem dwingen wat dan ook te denken. De vrijheid bestaat volgens Epictetus uit de aanvaarding van wat hoe dan ook gebeurt, of uit de weigering om te reageren op wat je ook mag overkomen, zowel ten goede als ten kwade.
Epictetus: ‘Alleen de gedachten zijn vrij. Zelfs een slaaf kan dus vrij zijn, want niemand kan hem dwingen wat dan ook te denken.’
In Diatriben, leergesprekken die Epictetus’ leerling en bewonderaar Arrianus heeft genoteerd, lezen we: ‘Ik moet sterven, maar moet ik ook kermend sterven? Ik kan niet verhinderen dat ik geketend word, maar moet ik daarom wenen? Je dreigt me in de boeien te slaan. Man, wat bazel je toch? Je kan me niet in de boeien slaan, je boeit alleen mijn handen. Je dreigt ermee me te onthoofden; heb ik ooit beweerd dat mijn hoofd niet kan worden afgehakt?’
Hannah Arendt is het hiermee helemaal oneens. Volgens haar miskennen deze uitspraken zowel de mentale als de politieke vrijheid. Wat de mentale vrijheid betreft: denken wordt hier voorgesteld als een activiteit waarop uiterlijke omstandigheden geen impact hebben. Of je nu een galeislaaf bent, dan wel een mijnwerker die meer dan twaalf uur per dag onder de grond labeurt, dan wel een stenen sjouwende kampgevangene in Mauthausen, je gedachten zijn vrij. Uitgerekend de mensonterende gebeurtenissen die de westerse beschaving in de twintigste eeuw hebben getekend, hebben Arendt ervan overtuigd dat de zogenaamde ataraxia of onverstoorbaarheid die de Stoïcijnen nastreven, iets onwerkelijks heeft.
De totalitaire regimes van nazi-Duitsland en stalinistisch Rusland hebben de mensen zowel fysiek als psychisch geterroriseerd: de veralgemeende achterdocht waarmee ze de hele bevolking hebben belast, heeft de mensen van elkaar vervreemd en elkeen verbannen in de kerker van zijn eigen onuitsprekelijke innerlijke verwarring. Bovendien hebben ze met hun ideologieën een visie op geschiedenis en maatschappij verspreid die elk waarachtig oordeel over waar of onwaar, goed of slecht, in de kiem smoorde. De verlatenheid waartoe mensen onder totalitaire regimes veroordeeld worden, stimuleert allesbehalve het vrije denken maar leidt tot een barbaarse gedachteloosheid die de neiging heeft het gepleegde kwaad te banaliseren. Denken gebeurt niet alleen in afzondering, maar ook in samenspraak. De vrije uitwisseling van gedachten in het spreken en schrijven bevordert het denken van wetenschappers en filosofen, van schrijvers en kunstenaars.
De totalitaire regimes van nazi-Duitsland en stalinistisch Rusland hebben met hun ideologieën een visie op geschiedenis en maatschappij verspreid die elk waarachtig oordeel over waar of onwaar, goed of slecht, in de kiem smoorde.
Politieke vrijheid
Wat de politieke vrijheid betreft, wijst Arendt erop dat vrijheid zich niet in het innerlijke van de mens bevindt, maar een zijnswijze in de wereld aanduidt. Vrijheid dient te worden vastgelegd of geconstitueerd in een grondwet. Die les leren ons de Amerikaanse en de Franse Revolutie. Nadat de Amerikaanse kolonies de onafhankelijkheidsoorlog tegen Groot-Brittannië gewonnen hadden en zich van het koloniale juk hadden bevrijd, bekrachtigden ze hun vrijheid door een republiek te stichten en een grondwet te formuleren, die anderhalve eeuw later de verklaring van de rechten van de mens zou inspireren: ‘We hold these truths to be self-evident that all men are created equal.’
De Founding Fathers geloofden rotsvast dat een grondwet de vrijheid niet beperkt of aantast, maar integendeel waarborgt. Daarom kan de Amerikaanse Revolutie volgens Arendt een succes genoemd worden – al besefte Thomas Jefferson dat nog twee opdrachten wachtten: de afschaffing van de slavernij en de ontwikkeling van vreedzame betrekkingen met de inheemse bevolking in het westen. De Franse revolutionairen daarentegen, zijn nooit voorbij het stadium van de bevrijding geraakt. Elke wet werd door hen geïnterpreteerd als een inbreuk op de vrijheid, de grondwettelijke constituties volgden elkaar in razendsnel tempo op. Wat begon als een revolutie, is geëindigd als een restauratie. Arendt vindt het dan ook hoogst merkwaardig dat de Franse Revolutie wereldwijd meer bekendheid geniet dan de Amerikaanse en als een na te volgend voorbeeld geldt – met alle kwalijke gevolgen: dat terreur onvermijdelijk deel uitmaakt van revolutionaire omwentelingen en dat een revolutie onvermijdelijk haar eigen kinderen verslindt.
De vrijheid van de burger
Als een rode draad loopt door het oeuvre van Arendt de gedachte dat mensen alleen als burgers echt vrij kunnen zijn. Politieke vrijheid betekent de mogelijkheid om te participeren in de publieke zaken en om toe te treden tot het publieke domein. Ze valt dus geenszins samen met de vrijheden en rechten die vanaf de moderne tijd civil rights worden genoemd, zoals het recht op leven en op eigendom. In feite gaat het bij deze rechten om niet-politieke, private vrijheden en rechten die een gegeven politiek lichaam aan zijn leden waarborgt. Deze vrijheden zijn wezenlijk negatief, ze houden alleen een waarborg in tegen een te grote inmenging van de regering in de privésfeer. Ze zijn weliswaar het resultaat van een bevrijding, maar ze leiden niet automatisch tot politieke vrijheid. Naast bevrijding vereist vrijheid met andere woorden een politiek georganiseerde wereld waar vrije mensen elkaar kunnen ontmoeten en elk zich door woord en daad kan inschakelen.
Arendt knoopt hier aan bij de oorspronkelijke betekenis van het woord ‘privé’ en bij opvattingen uit de Grieks-Romeinse oudheid. ‘Privé’ is afgeleid van het Latijnse ‘privare’, dat letterlijk de betekenis heeft van ‘beroven’. Het Griekse woord voor ‘privé’ is ‘idion’, letterlijk ‘het eigene’, met dien verstande dat volgens de Griekse opvatting het eigene samenvalt met het onbeduidende, met wat in de moderne talen ‘het idiote’ wordt genoemd. Volgens de Grieken en de Romeinen zijn de mensen die zich enkel in de privésfeer ophouden, dus beroofd, met name van de publieke sfeer waarin ze kunnen tonen wie ze zijn. (Dat was in de oudheid het lot niet alleen van tot slaaf gemaakten, maar ook van vrouwen.) Telkens opnieuw zien we dus dat vrijheid zich voor Arendt niet afspeelt in het verborgen innerlijke leven van de mens, maar zich ontplooit door te verschijnen in de openbaarheid van de uitwendige wereld.
Vrijheid en soevereiniteit
Door vrijheid te onttrekken aan de innerlijkheid van de mens breekt Arendt ook met de wijdverspreide opvatting die vrijheid gelijkschakelt met soevereiniteit. In politieke discussies hebben we het over de eis van niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van soevereine staten, of over het staatshoofd dat soeverein beslist … De vrijheid die hier verdedigd wordt, komt neer op een houding die zich door niets of niemand laat binden, een ongebondenheid die geen enkel pact aangaat en de eigen wil als wet oplegt.
Soevereiniteit is eigenlijk een vorm van heerschappij; niet toevallig werd ze beschouwd als een eretitel van de absolute monarch in het Ancien Régime. Soevereiniteit ontkent de pluraliteit die elke samenleving kenmerkt, en kan dus enkel uitmonden in onderdrukking. Echte vrijheid daarentegen zoekt naar wat mensen met elkaar verbindt: de vrijheid van de ene gaat niet ten koste van de vrijheid van de ander, vrijheid beknot niet, maar verenigt. Ze uit zich in de samenlevingsverbanden die mensen aangaan, in de afspraken die ze maken en de pacten die ze sluiten, in de beloftes die ze afleggen. Ze wordt geconcretiseerd in het typisch menselijk vermogen om te handelen en iets nieuws te beginnen.
Echte vrijheid zoekt naar wat mensen met elkaar verbindt: de vrijheid van de ene gaat niet ten koste van de vrijheid van de ander, vrijheid beknot niet, maar verenigt.
Vrijheid beleef je niet in je eentje, maar deel je met anderen. Vrijheid is een gezamenlijk ondernomen opgave die zich in de wereld voltrekt. Vrijheid en vriendschap horen dan ook samen. Nergens is dit pregnanter verwoord dan in de prachtige verzen van Ida Gerhardt (uit haar bundel De Adelaarsvarens):
Neen, niet de ouders die ons vroeg verloren;
zelfs niet de liefste die ons heeft verkoren.
De vriendschap is het die de vrijheid wekt
waartoe wij uit het donker zijn geboren.
Dirk De Schutter is doctor in de wijsbegeerte. Hij publiceerde Het catastrofale (Klement, 2014) en Heidegger (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2020), en Elementaire deeltjes 81 - Arendt (Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2023 ).
Meer lezen
H. Arendt, Wat is vrijheid?, in: H. Arendt, Tussen verleden en toekomst: vier oefeningen in politiek denken, Garant, Leuven, 1994, pp. 73-100.
H. Arendt, Over revolutie, Atlas, Amsterdam, 2004.
Hannah Arendt Ingekleurd: een complexe wereld bekeken door arendtsogen, Hannah Arendt Instituut, Asp - Academic And Scientific Publishers, 2021 Academic And Scientific Publishers
Hannah Arendt Ingekleurd: Arendt over identiteit, Hannah Arendt Instituut, Asp - , 2022
Elementaire deeltjes 81 – Arendt door Dirk De Schutter en Remi Peeters, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2023