Online

Is er nog plaats voor religie in onze wetenschappelijke, rationele benadering van de realiteit? Het is een vraag die ons sinds de Verlichting achtervolgt, en die met de komst van Artificial Intelligence (AI) op talrijke manieren relevanter is dan ooit.

Een antwoord formuleren op deze vraag is wellicht meer een kwestie van standpunt, van overtuiging of van mening. Al valt het op dat hoe dichter we bij een wetenschappelijke benadering van de diepste werkelijkheid komen, hoe meer we lijken te beseffen dat deze ons als mens steeds lijkt te ontglippen. Van kwantumfysica naar multiverse-theorieën, en recent met de opkomst van AI, zoals David Chalmers verdedigde, dat ons bestaan deel uitmaakt van een simulatie (door wie gecreëerd?), vast staat dat we steeds weer op dieperliggende mysteries botsen.

Een allesomvattend begrip van de werkelijkheid lijkt enkel mogelijk aan de hand van mythes en religie, categorieën waar volgens een groeiend aantal filosofen ook de wetenschappelijke benadering toe behoort.

We doen mythes maar al te graag voor als onwaarheden of verzinsels. Dit is afbreuk doen aan het belang ervan. C.G. Jung observeerde al dat de waarde van mythen bij onze voorouders lag in de manier waarop ze ons met de natuur connecteerden -als participant meer dan als observator. Ook theologe Karen Armstrong wijst ons in haar boek A Short History of Myth op de realiteitswaarde van mythes in lang vervlogen tijden: “(…) mythology is an art form that points beyond history to what is timeless in human existence, helping us to get beyond the chaotic flux of random events, and glimpse the core of reality.” Op zoek naar de grondslag van de realiteit moeten we feiten en causale effecten leren overstijgen, het irrationele omarmen.

In deze zin hebben mythes -en religie- meer dan ooit een plaats in onze maatschappij. Eeuwen van rationeel denken maken het ons – de Westerse mens – zeker niet makkelijk, maar kunst, meer bepaald religieuze kunst, kan hierin helpen.

Beladen met deze vragen en gedachten bezocht ik de expo Crossing Ways in het Museum voor Moderne Religieuze Kunst, dat zo treffend is gelegen onder de hoofdkoepel van de Basiliek van Koekelberg. De expo is samengesteld door de Oekraïense kunstenaar Danys Shantar, die zijn jeugd in Zurich doorbracht in een streng orthodox milieu, waar hij om verschillende redenen uit ontsnapte voordat hij in Antwerpen terechtkwam. De cultuur van zijn geboorteland, de iconografie die hem in zijn jeugd omringde en zijn complexe relatie met religie zijn elementen die maken dat deze tentoonstelling op talrijke manieren kan worden gelezen.

De zuilen van de koepel lenen zich tot de klassieke afgebakende scènes van de kruisweg, al kan er binnen elke scène veel interpretatievrijheid worden gewonnen. Denys kon putten uit de rijke verzameling van het museum, aangevuld met werken van hedendaagse kunstenaars in de collecties van het brede netwerk van het museum, onder meer van Galerie Transit in Mechelen. Het zorgt in elk van de taferelen voor een bijzondere confrontatie tussen de ‘lezingen’ van verschillende kunstenaars. Ze samenbrengen in eenzelfde tafereel zorgt voor een bevreemdende vaststelling: tussen verschillende generaties en inzichten bestaat er wel degelijk een stevige band, en deze gaat niet enkel één richting uit, als zouden de kunstenaars uit vervlogen tijden reeds beïnvloed zijn door kunstenaars uit het heden -in kwantumfysische termen is dit lang geen vreemde gedachte meer. Het ontwricht ons idee van de richting van de tijd, maar maakt het meanderen langs de werken juist tot een tijdloze ervaring.

Tegelijk vormen de scènes uit de kruisweg een metafoor voor de persoonlijke levensweg van Denys, die in het licht van de gebeurtenissen in zijn geboorteland nog extra geladen wordt. De expo tekent zijn verhouding tot religie: conflictueel wanneer het wordt herleid tot institutionele dogma’s, maar diep beleefd wanneer het de essentie raakt. Ook voor hem is het een lijdensweg gebleken: een juiste plek vinden voor religie. Het is dezelfde weg die we misschien als maatschappij moeten bewandelen, al zal de schaal ervan dit proces daar juist trager en moeizamer maken.

Er is niettemin een begin en een einddoel, mooi weergegeven in deze tentoonstelling, tussen het eerste en het laatste werk: Jezus met drie apostelen in de olijfgaard, een schilderij van broeder Emiel Vandermosten en een omgekeerde ladder met modder die tot de hemel reikt en goud die stevig in de grond is geankerd, een werk van Fabrice Samyn. Tussen beide een weelde aan ervaringen en inzichten, sommige pijnlijk, andere zalvend en troostend. De lijdensweg verwordt tot levensstadia, een open uitnodiging voor de hedendaagse kijker om een nieuwe plek vrij te houden voor zijn eigen religieuze ervaring.

Er vallen veel kunstenaars te (her)ontdekken op deze expo, en evenveel redenen om een kijkje te gaan nemen. Wat mij betreft vielen me alleszins de drie werken op van Marcel Notebaert, rond wiens werk naar verluid volgend jaar een overzichtsexpo wordt georganiseerd in Krtrijk, de beelden van Erszébet Baerveldt, Marthe Donas, de tekening van Gustave Van De Woestijne (onder een Tapies!), Luc Hoenraet en de installatie van Klaus Verscheure.