Online

Het blijft een boeiende vraag, of Kunst – met grote k – een stroom is die noodwendig naar een eindbestemming voert, af en toe onderbroken door onverwachte hindernissen, of waarvan de bochten moedwillig door de mens wordt omgeleid om nieuwe kanalen te doen ontstaan. Vanuit een onmogelijk hoog perspectief bekeken zou deze evolutie behoorlijk rechtlijnig lijken -van symbolische naar klassieke en romantische kunst, volgens Hegel, die weliswaar een aantal ontwikkelingen heeft gemist.

Binnen een bepaald tijdsbestek meenden kunstenaars en kunstkenners fundamentele revoluties te zien ontstaan die de hele rivier een nieuwe richting induwden. Achteraf gezien bleken elk van deze pogingen slechts mijlpalen te zijn voor een natuurlijk kabbelende evolutie.

Maar wat als je de stroom resoluut een halt wilt toeroepen? Tot de bron terugdraaien zelfs, het absolute nulpunt. De kolkende massa aan creatieve productie tot een vredig stilstaand meertje omvormen. Een onmogelijke droom?

Het was alleszins de expliciete betrachting van de nulbeweging. Kunst losrukken uit alle overbodige bedoeling, het reduceren en uitsluiten van alle mogelijke referenties, zelfs deze van persoonlijke emoties. Binnen de context van de late jaren 50 waarin de beweging ontstond, voorgegaan door enkele turbulente decennia die zich ook in de kunst uitte in een staat van verwarring en chaos, zou de beweging zeker een verademing betekenen. Een nieuwe, frisse start.

Maar is zo’n beweging nu nog, meer dan een halve eeuw later, relevant? Vreemd genoeg wel, zo besluit ik toch na mijn bezoek aan Settantotto, die een aantal vaandeldragers van de beweging bijeenbracht in een bijzonder fijnzinnige expo. Toegegeven, voor iemand als ik die overal betekenis en verhalen achter zoekt is het een nagenoeg onmogelijke opgave: naar kunst kijken die geen bedoeling heeft -al kan je je de vraag stellen of dit niet net de bedoeling is, en dus een bedoeling heeft. Hier ga ik weer…

Natuurlijk, de beweging is in hoge mate de voorbode voor de conceptuele en minimalistische kunst die een groot deel van de kunststroming sindsdien is gaan domineren. De dam die deze kunstenaars opwierpen hebben in die zin vruchtbare gronden geïrrigeerd. Maar de spontaneïteit van de oorspronkelijke gedachte spat er nog van af, in vergelijking met de meer steriele opvolgers. De achteloze humor van een Hendrikse of de elegante ovalen van een Simeti blijven hun charmes uitoefenen. De breuk met de richting van de kunstgeschiedenis is nog intact, zo blijkt. De getuigenis die het nu slechts is doet niets af aan de relevantie de oorspronkelijke vonk: kunst maken uit louter intentie om geen kunst te hoeven maken.

Het voelt niettemin wat ongemakkelijk aan om deze groep kunstenaars te zien opduiken in het hedendaagse kunstcircuit. De kartonnen werken van een Herbert Zangs halen nu makkelijk vijf cijfers op een veiling. De pletwals van de marktlogica, zo treffend beschreven door Slavoj Zizek, integreert moeiteloos de pogingen om eraan te ontsnappen. Niettemin blijft zijn kunst onweerstaanbaar. Het oorspronkelijke idee, of eerder: het niet-idee blijft er latent en eclatant aanwezig. De geest zit in nog verweven in het werk.

Gaandeweg gaat het de bezoeker van de expo bedwelmen, merk ik. De expo noopt tot rust, tot louter en bescheiden contempleren. Er is geen bedoeling, en er hoeft er geen te zijn.