Nederland is sinds 1945 vaak een voorloper op het wereldtoneel wat seksualiteit betreft. België volgt doorgaans snel. Maar een zeker gevoel van onbehagen is altijd blijven hangen en lijkt nog te groeien.

De wereld van vandaag is er een van vergelijkende rankings. De World Index of Moral Freedom van 2022, waarin gender en seksualiteit flink doorwegen, zet Nederland op de tweede plaats, België op de derde en Luxemburg op de zesde. Op de Rainbow Index van 2022, die de rechten van niet-heteroseksuelen in kaart brengt, staat België dan weer op de derde stek, Luxemburg op de (gedeelde) vierde en Nederland op de negende.

Dergelijke lijsten zijn in het beste geval indicatief, maar tonen toch aan dat de Lage Landen op het vlak van seksuele rechten tot de meest liberale ter wereld behoren. Vandaag verbaast dat niet meer, maar in historisch opzicht blijft het een opmerkelijke en al bij al recente ontwikkeling. Voor de Tweede Wereldoorlog waren België en Nederland immers diepgelovige en seksueel conservatieve samenlevingen, waarin slechts kleine minderheden het aandurfden om verandering te prediken.

""

Blijdschap op de Dam bij de bevrijding van Amsterdam. Heel even leken de oorlog en de bevrijding een plotselinge omwenteling te veroorzaken in de omgang met seksualiteit

Heel even leken de oorlog en de bevrijding een plotselinge omwenteling te veroorzaken. De lieflijke foto’s van jonge vrouwen in de armen van geallieerde soldaten gingen gepaard met alarmerende statistieken over de snelle verspreiding van venerische ziekten. En van de “horizontale collaboratie” tijdens de oorlog ging een grote symbolische kracht uit, en al snel mobiliseerden de Belgische en Nederlandse autoriteiten de bevolking tegen de verwildering van de zeden.

De late jaren 1940 en de jaren 1950 stonden bijgevolg in het teken van de strijd tegen de morele ontwrichting van de jeugd. Politie, parketten en beleidsmakers waren in de ban van de toegenomen jeugddelinquentie. Daarbij ging buitenproportioneel veel aandacht uit naar prostitutie en homoseksualiteit, twee fenomenen die men graag toeschreef aan het cynische winstbejag van corrumperende volwassenen: pooiers en pederasten. In de praktijk vertaalde dat angstklimaat zich in een sterke klemtoon op familiale waarden, traditionele genderpatronen en patriarchale autoriteit.

Toch zou het verkeerd zijn de jaren 1950 simpelweg te beschouwen als een louter conservatieve kramp die aan de progressievere jaren 1960 voorafging. In beide landen speelde toen de vrijzinnige humanistische beweging een vooraanstaande rol in het bepleiten van meer individuele zelfbepaling. Met betrekking tot de seksualiteit gebeurde dat wel nog in zeer beperkte mate. Ietwat meer uitgesproken waren de nauw met de vrijzinnigheid verweven bewegingen voor seksuele hervorming. De Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming nam het voortouw. Die richtte zich eerder vooral op het aanbieden van seksuele voorlichting rond contraceptiva via daartoe opgerichte consultatiebureaus.

De jaren 1950 zijn geen conservatieve kramp die aan de progressievere jaren 1960 voorafging

In navolging daarvan zag in 1955 de Belgische Vereniging voor Seksuele Hervorming het licht. Beide organisaties opereerden in een wettelijk grijze zone. Door de religieus geïnspireerde zedenwetten van 1911 was het in Nederland verboden om informatie over voorbehoedsmiddelen “openlijk” te verstrekken. In België en in verschillende andere Europese landen bestond een soortgelijke wet sinds 1923.

Al in de jaren 1950 ontstond er in de Lage Landen een prille homobeweging. Nederland was ook daarin een voortrekker. Daar was al in 1912 het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee opgericht, een afsplitsing van de beweging ter decriminalisering van homoseksualiteit in Duitsland onder leiding van de arts en activist Magnus Hirschfeld. De kort daarvoor doorgevoerde verhoging van de seksuele meerderjarigheid voor homoseksuele contacten in Nederland – ook onderdeel van de zedenwetten uit 1911 – had daar alles mee te maken. Net na de Tweede Wereldoorlog maakte het comité een doorstart met de oprichting van de Shakespeare Club in Amsterdam. Enkele jaren later werd die omgedoopt tot Cultuur- en Ontspanningscentrum (COC). Die eufemistische naam verraadt dat de aanvankelijk kleine organisatie angstvallig in de gaten werd gehouden door de politie en er alles moest aan doen om zich als een respectabelesociale club te profileren.

Al in de jaren 1950 ontstond er in de Lage Landen een prille homobeweging

België liep wat achter in de strijd. Dat kwam goeddeels omdat er daar geen expliciete criminalisering van homoseksualiteit had bestaan sinds de Franse Revolutie en er dus, anders dan in Nederland en Duitsland, geen duidelijk strijdpunt was waarrond homoseksuele mannen en vrouwen zich konden organiseren. Na contacten met het COC volgde in 1953 toch de oprichting van het homofiele Centre culturel belge in Brussel.

Het religieus-conservatieve klimaat van morele restauratie in de naoorlogse jaren verklaart waarom de bovenvermelde organisaties in het begin klein bleven en de grootste moeite hadden om zich te handhaven. Maar de kerken zelf begonnen tijdens diezelfde periode aan een belangrijke transformatie wat betreft de huwelijksmoraal. In het door protestanten gedomineerde Noord-Europa en Noord-Amerika was er een theologische en pastorale liberaliseringsbeweging aan de gang. Zo besloot de Nederlandse Hervormde Kerk in 1952 dat geboortecontrole voortaan een zaak was waarover echtparen zelf konden beslissen. Dat zinde het Vaticaan allerminst, maar ook binnen de rooms-katholieke kerk ontstond er discussie over de voorplanting als het hoofddoel van het huwelijk. Was de liefde tussen de echtgenoten – en de seksualiteit als uiting daarvan en middel daartoe – niet minstens even belangrijk?

Conservatieve stemmen maakten zich veel zorgen over de genotzucht en het individualistische waardepatroon die daarvan uitgingen

Tegelijkertijd was er ook verwarring en debat over de periodieke onthouding, die Paus Pius XI onder onduidelijk geformuleerde omstandigheden had toegestaan in 1951. Geconfronteerd met een enorme babyboom onder de bevolking, die het tijdens de oorlog zwaar te verduren had gehad, vonden heel wat biechtvaders in België en Nederland het steeds minder vanzelfsprekend en ook minder wenselijk om strikte gehoorzaamheid aan de voorschriften van de kerk te eisen. Toen tijdens de late jaren 1950 de ontwikkeling van de pil (waarin de Lage Landen een belangrijke rol speelden) een vaart nam, was de geest definitief uit de fles.

Bovendien beïnvloedden een aantal bredere maatschappelijke ontwikkelingen steeds meer het specifieke debat over seksualiteit. Door de Koude Oorlog waren de invloed en het aanzien van de Verenigde Staten pijlsnel toegenomen. In cultureel opzicht liet die invloed zich wellicht het meest voelen in de toevloed van melige Hollywoodfilms, spannende jeugdliteratuur en ophitsende muziek. Conservatieve stemmen maakten zich veel zorgen over de genotzucht en het individualistische waardepatroon die daarvan uitgingen.

Tijdens de late jaren 1950 creëerde de combinatie van een ongeziene economische bloei en de uitbouw van de welvaartsstaat ook een historisch nieuw fenomeen: dat van niet werkende adolescenten met geld en vrije tijd. Zij werden volop verleid door een groeiende markt van ontspanning en vermaak die steeds beter begreep dat sex sells. De in jeans en leer getooide nozems – rebels without a cause wat de goegemeente betrof – belichaamden de veelbesproken losbandigheid van de naoorlogse jeugd.

Midden jaren 1960 waren deze babyboomers rijp voor de universiteiten, die al snel uit hun voegen barstten. Daar leerden velen over het grote onrecht in de wereld: over de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten, over de oorlog in Vietnam en over de hypocrisie van een zelfgenoegzaam Westen. Dat leidde vaak tot verheerlijking van alles wat niet-westers of antikapitalistisch was. Radicalisme en revolutie waren aan de orde van de dag. Dat bredere klimaat van contestatie was steeds meer te zien bij alles wat met seksualiteit te maken had. In de felle protesten van 1968, veel heviger in België en elders dan in Nederland, nam seks nog geen vooraanstaande plaats in. Maar kort nadien ontstonden vrouwenbewegingen als Dolle Mina, die door de legalisering van abortus “baas in eigen buik” wilden worden.

De Dolle Mina’s houden in 1973 een hongerstaking in Gent. Ze manifesteren voor de vrijlating van dokter Willy Peers, een pleitbezorger van abortus en voorbehoedsmiddelen

In beide Lage Landen gold het radicale feminisme als de meest prominente exponent van de seksuele revolutie tijdens de jaren 1970. Ook steeds zichtbaarder – maar minder talrijk – waren de links-radicale homo- en lesbiennebewegingen, zoals Rode Hond, Paarse September en Rooie Flikkers. Maar hoe belangrijk ze ook waren, hun activisme mag niet verhullen dat er zich tegelijk bredere maatschappelijke verschuivingen voordeden. Hun strijd werd al snel vooral een achterhoedegevecht. Zo zagen rechtbanken in dat de door hen bewaakte “openbare zeden” niet meer dezelfde waren als voordien. En toen de in Scandinavië gelegaliseerde pornografie tijdens de late jaren 1960 beschikbaar werd in de Lage Landen, waren de grenzen van wat als obsceen gold definitief verlegd – vooral in het liberalere Nederland.

Ondertussen schoven de opvattingen over contraceptie, seksuele voorlichting en voorhuwelijkse seksualiteit mee op. Wat voordien nog gold als het libertaire gedachtegoed van een kleine kring seksuele hervormers werd in de late jaren 1960 en de jaren 1970 de nieuwe maatschappelijke consensus.

Wat lang gold als het libertaire gedachtegoed van een kleine kring werd in de late jaren 1960 en de jaren 1970 de nieuwe maatschappelijke consensus

Daarmee was de eerste van twee grote naoorlogse liberaliseringsbewegingen ingezet. Nederland was een internationale pionier toen het in 1971 de seksuele meerderjarigheid voor homo- en heteroseksualiteit gelijkstelde. In België zou dat tot 1985 duren. In beide landen was de pil in de vroege jaren 1960 op de markt verschenen en nam het gebruik ervan spectaculair toe. Weinig zaken hebben een sterker effect gehad op de verandering van seksuele praktijken dan de beschikbaarheid van betrouwbare contraceptiva. Dat vrouwen meer controle verwierven over hun eigen vruchtbaarheid, was een zeer belangrijke ontwikkeling. In 1969 en 1973 verdween het verbod op het verstrekken van informatie over en de commercialisering van voorbehoedsmiddelen in Nederland en België.

Tijdens de jaren 1990 ging er, opnieuw eerst in Nederland, een nieuwe wind waaien door de vorming van paarse regeringen waarvan de christendemocraten voor het eerst sinds lang geen deel uitmaakten. Daarmee ging een tweede liberaliseringsgolf van start, die zich via het geregistreerd partnerschap (1998) vertaalde in het homohuwelijk in 2001. België, dat zijn kabinet zonder christendemocraten vormde in 1999, maakte het homohuwelijk mogelijk in 2003. In het kielzog daarvan volgden de (verdere) liberalisering van homoadoptie, de rechten van transpersonen om van genderidentiteit te veranderen en krachtige antidiscriminatiewetten.

In de jaren 1970 worden links-radicale homo- en lesbiennebewegingen zoals Rooie Flikkers steeds zichtbaarder

De late jaren 1970 en de jaren 1980 stonden veelal in het teken van bezuiniging en economische crisis. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk gingen politieke en sociale reactie tegen de progressievere periode in de jaren 1960 en de vroege jaren 1970 hand in hand. Die uitte zich in het ontstaan van een georganiseerde antiabortus- en antihomobeweging. Die laatste kreeg de wind in de zeilen door de paniek die ontstond over een mysterieuze en dodelijke nieuwe ziekte die zich met name onder homoseksuele mannen snel verspreidde: hiv/aids. In België en Nederland was er ook een dergelijke reactie, maar ze bleef veel minder uitgesproken. De ziekte zelf was desastreus voor de holebigemeenschap. Ook in breder opzicht waren kwesties rond gender en seksualiteit geen beleidsprioriteiten tijdens deze periode.

Tijdens de jaren 1990 ging er, opnieuw eerst in Nederland, een nieuwe wind waaien door de vorming van paarse regeringen waarvan de christendemocraten voor het eerst sinds lang geen deel uitmaakten. Daarmee ging een tweede liberaliseringsgolf van start, die zich via het geregistreerd partnerschap (1998) vertaalde in het homohuwelijk in 2001. België, dat zijn kabinet zonder christendemocraten vormde in 1999, maakte het homohuwelijk mogelijk in 2003. In het kielzog daarvan volgden de (verdere) liberalisering van homoadoptie, de rechten van transpersonen om van genderidentiteit te veranderen en krachtige antidiscriminatiewetten.

Affiche uit 1990 voor een debat over het homohuwelijk. Het zou nog ruim tien jaar duren voor dat mogelijk werd

Terugblikkend blijkt er de jongste vijfenzeventig jaar veel te zijn veranderd op seksueel vlak. Maar de erfenis daarvan blijft ambivalent. Het debat over seksualiteit is nu – niet minder dan tevoren – omgeven door een gevoel van onbehagen. Daarin staat de kwetsbaarheid van minderjarigen in een sterk geseksualiseerde samenleving dikwijls centraal. In de jaren 1990 was er de Dutroux-affaire in België. Recenter werd de bevolking geschokt door de onthullingen rond het misbruik van kinderen door priesters.

Vandaag gaat het vaak over de kwetsbaarheid van minderjarigen in een sterk geseksualiseerde samenleving

Ouders worstelen anno 2023 met de alomtegenwoordigheid van pornografie en grooming (seksueel getinte berichten en beelden versturen) op het internet. Instemming of consent werd een veelbesproken thema nadat studies hadden aangegeven hoeveel mensen – vooral vrouwen, holebi’s en transpersonen – ten prooi vallen aan seksuele intimidatie en geweld.

Terwijl drukkingsgroepen ijveren voor meer rechten – voor interseksepersonen bijvoorbeeld – gaan ter rechterzijde steeds meer stemmen op om die rechten een halt toe te roepen of zelfs terug te draaien. De internationaal georganiseerde reactie tegen een liberale en seculiere opvatting van seksualiteit was nog nooit zo sterk als vandaag, ook in Europa. In de Lage Landen blijft de liberale opvatting vooralsnog dominant, maar de contestatie groeit. Er beweegt van alles wat de kijk op seksualiteit betreft, en het is allerminst duidelijk welke richting België en Nederland uitgaan.

Meer weten over de kijk op seksualiteit in België en Nederland?